Werkwijze concentratieproblemen niet altijd voldoende


De werkwijze die verzekeringsartsen van UWV hanteren voor het beoordelen van problemen met de concentratie levert in de praktijk niet altijd een afdoende argumentatie op. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank Overijssel. Een werkneemster vocht hierbij met succes een arbeidsongeschiktheidspercentage aan dat volgens haar te laag was vastgesteld.
De beroepszaak draaide om een werkneemster bij wie de WGA-uitkering eerst volledig was beëindigd en aan wie na bezwaar een vervolguitkering was toegekend. De werkneemster vond kort samengevat dat UWV haar arbeidsongeschiktheidspercentage hierbij te laag had vastgesteld. Volgens haar hebben verzekeringsartsen van deze instantie stelselmatig haar concentratieproblemen onderschat. De rechtbank oordeelt in zijn uitspraak dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van UWV niet voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen reden is om concentratieproblemen aan te nemen.
UWV oordeelde op basis van gedrag tijdens spreekuur
In zijn motivering had de verzekeringsarts twee argumenten aangevoerd. Ten eerste kon de werkneemster volgens hem de concentratie tijdens het gehele medisch onderzoek van een halfuur op adequate wijze vasthouden. Ten tweede waren concentratieproblemen naar zijn mening ook niet aannemelijk. Dergelijke problemen komen volgens zijn argumentatie vrijwel alleen voor bij ernstige stoornissen, zoals een manische episode, psychose, ernstige depressie of hersenschade. Deze motivering sluit aan bij de vaste werkwijze van UWV-verzekeringsartsen voor het beoordelen van concentratieproblemen.
Argumentatie weerlegde rapport van andere deskundige niet
Volgens de rechtbank was deze argumentatie in dit geval niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat er geen beperking was. De werkneemster had haar beroep namelijk onderbouwd met een gemotiveerd rapport van een deskundige, die zijn bevindingen baseerde op een voldoende zorgvuldig onderzoek. Een belangrijke vaststelling in dit rapport was dat de problemen in een gestructureerde onderzoeksetting niet naar voren kwamen. En dat ze wegens de consistente klachtenpresentatie van de werkneemster en het ontbreken van aanwijzingen voor overdrijving desondanks plausibel waren. Gelet op die bevindingen kon de verzekeringsarts van UWV niet volstaan met de nu gehanteerde argumentatie, aldus de rechtbank.
UWV-werkwijze lijkt in elk geval voorlopig onvoldoende
De uitspraak vernietigt de beslissing van UWV en verplicht de uitvoeringsinstelling om een nieuw besluit te nemen waarin het door de rechtbank gevelde oordeel wordt meegewogen. Ook bepaalt hij dat UWV aan de werkneemster alle kosten rond de gerechtelijke procedure én het inschakelen van deskundigen moet vergoeden. Er is nog hoger beroep mogelijk bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Voorlopig moet de conclusie echter zijn dat de werkwijze van UWV voor het beoordelen van concentratieproblemen niet altijd afdoende is. Als er een goed onderbouwd afwijkend oordeel van een andere deskundige ligt, zal UWV dit gemotiveerd moeten weerleggen.
Meer weten?
Lees de volledige uitspraak van de rechtbank (ECLI:NL:RBOVE:2024:5016).